Voorbereiding installatiebuis
Zet de installatiebuis vast met draad, zodat deze niet wegzakt in het beton.
Sluit beide uiteinden tijdelijk af met papier of vergelijkbaar materiaal om te voorkomen dat beton in de buis loopt.
Voorbereiding montage laadpaal
Nadat de fundering is uitgehard en de voedingskabels door de installatiebuis zijn gevoerd:
Reinig de fundering, omgeving en ankerbouten.
Zaag de installatiebuis op de juiste lengte af.
Kort de aardstrip in tot de gewenste lengte en boor een montagegat.
Plaatsing laadstation
Verwijder de moeren tijdelijk van de ankerbouten.
Plaats de behuizing van de laadpaal op de fundering, waarbij de bouten door de bodemplaat van de behuizing steken.
Bevestig de laadpaal met de eerder verwijderde moeren. Gebruik hiervoor een ringsleutel; bij enkele bouten kan een ringsleutel met offsethandvat nodig zijn.
Let erop dat de schroefdraad van de ankerbouten niet wordt beschadigd.
Sluit de aardkabel aan met de kabelschoen op één van de ankerbouten.
Kabelmanagement
Invoeren van kabels door de installatiebuis
De installatiebuis in de betonnen fundering wordt gebruikt voor de invoer van voedings- en communicatiekabels.
Voer de voedingskabels via de installatiebuis door de ondergrondse ankerconstructie.
Houd rekening met de buigradius bij kabels met grotere diameter.
Laat de kabels voldoende uitsteken voor aansluiting:
Minimaal 50 cm voedingskabel.
Minimaal 150 cm UTP- of glasvezelkabel (indien de laadpaal niet draadloos via 2G/3G/4G communiceert).
Voorbereiding van kabels
Strip 20 mm van iedere kabel.
Voorzie de kabels van krimphulzen en pers deze aan.
Bundel de kabels in de installatiebuis, zodat ze niet in de weg zitten bij de montage van het laadstation.
Voedingscompartiment
Kabels worden na montage van de behuizing door de fundering geleid. Let erop dat interne componenten niet worden beschadigd.
Gebruik een vijfaderige driefase voedingskabel (L1, L2, L3, N, PE).
Standaard aansluitklemmen zijn geschikt voor kabels tot 50 mm². Met extra klemmen kunnen kabels tot 95 mm² worden aangesloten.
Toegang tot het voedingscompartiment: verwijder de beschermkap door de schroeven los te draaien.
Op het hoofdschakel-element bevindt zich een sticker met de correcte fasevolgorde. Verwijder deze en draai de MCB-schroeven los vóór het aansluiten.
Aansluiten voedingskabels
Schakel altijd eerst de hoofdvoeding uit.
Benodigd gereedschap: inbussleutel, striptang, krimptang.
Strip alle aders 20 mm.
Sluit de fasegeleiders (L1 bruin, L2 zwart, L3 grijs), de nulleider (N blauw) en de aardgeleider (PE geel/groen) aan op de juiste klemmen.
Draai alle aansluitingen stevig vast.
Aansluiten aarding
Kort de aardstrip in en boor een gat.
Monteer de aardkabel met kabelschoen op de aardstrip en sluit de andere zijde aan op de aardrail in de laadpaal.
Aansluiten communicatiekabel (UTP)
Alleen nodig indien geen draadloze verbinding wordt gebruikt.
Benodigd gereedschap: netwerkkabeltang, RJ45-connector.
Strip de kabel en monteer de RJ45-connector.
Sluit de kabel aan op de Ethernet-poort:
Bij stations zonder switch: rechtstreeks op de Ethernetpoort van de hoofdcontroller (linksonder in de deur).
Afrondende werkzaamheden
Controle beveiligingselementen
Controleer vóór het sluiten van de laadpaal de werking van de ingebouwde beveiligingen.
Zorg dat alle schakelaars in de ON-stand staan.
De laadpaal bevat de volgende beveiligingscomponenten:
Hoofdschakelaar (MCB) en elektronische voeding (beide onderin de laadpaal).
Voor iedere componentmodule: een groepsschakelaar (MCB) en een aardlekschakelaar (RCD).
Controleer de status van alle vier deze elementen.
Afvullen en afdichten
Vul de invoerbuis voor de voedingskabel en de opening in de onderzijde van de laadpaal af met polyurethaanschuim of een vergelijkbaar materiaal.
Dit voorkomt binnendringen van vocht en vuil en verlengt de levensduur van de laadpaal.
Afronding installatie
Sluit de deur van de laadpaal en vergrendel deze.
Sluit de laadpaal aan op de voeding in de groepenkast.
Schakel de voeding in op de plek waar de laadpaal is aangesloten.






